Beste Wouter, wil je sowieso bedanken voor al deze filmpjes, ze geven mij echt hoop voor het eindexamen. Wilde even melden dat dit filmpje verborgen staat en alleen vindbaar is als je direct op de link klikt op bij dit filmpje te komen. Je kunt hem dus niet zien als je alleen de titel bijvoorbeeld opzoekt, ik dacht meld het even want misschien hebben meer mensen moeite met het filmpje zoeken die de 30 dagen Challenge in 5 dagen aan het doen is
Ik begrijp het niet zo goed. Moet ik bij de vraag “hoeveel stereo-isomeren heeft…” nu alle asymm c-atomen telen 2^n doen en (waar nodig n-aantal inwendig spiegelvlak) en dan ben ik er? Of moet ik de cis -trans vervolgens nog apart tellen? Bij 7:24 bijvoorbeeld heb ik de asymm C-atomen geteld en 2^n gedaan en ik wam ook op 16 uit? Kom je altijd goed uit als je alleen de asymmetrische C-atomen telt?
Bij lineair emoleculen moet je de cis-trans isomeen en asymmetrische C-atomen beide verwerken. In bijvoorbeeld 4-dhcloor-hex-2-een, heb je een asymmetrisch C-atoom (nummer 4) en een starre bindinegn met aan weerszijden twee verschillende groepen (tussen C2 en C3). Dan heb je 2²=4 stereo isomeren. Van de cis-vorm heb je twee spigelbeeldisomeren en van de transvorm heb je 2 spiegelbeeldisomeren. Bij riongen moet je heel goed opletten en ervoor zorgen dat je geen dingen dubbel gaat tellen. In een rind kan aan een C een groep boven of onder het vlak van de ring liggen.
@@WouterRenkemadank u wel! Heb ik het dus goed begrepen dat je uiteindelijk de “mogelijke” stereo-isomeer-factoren invult als n in de formule = 2^n . Dus bv ik heb koolwaterstof met twee starre bindingen die aan beide zijde 2 verschillende groepen hebben en bijvoorbeeld ook 1 asymm. C-atoom dan doe ik 1+1+1=3 invullen geeft 2^3=8 stereo-isomeren
Ja, de C-atomen met een Cl eraan zijn asymmetrisch. Je kunt deze vraag ook oplossen door te zeggen: er zijn 2 asymmetrische C-atomen en een inwendig spiegelvlak dus s²-1=3 stereo-isomeren. Op deze manier kom je net als op de manier in de vraag op 3 stereo-isomeren uit. Je kunt het ook zo zien: de ring is een plat vlak. Je kunt dan beide Cl boven het vlak hebben (is hetzelfde als beide Cl onder het vlak). Of je hebt 1 Cl boven en 1 Cl onder en daar heb je dan nog het spiegelbeeld van. Ik moet erbij zeggen dat ik dit soort lastige voorbeelden niet in examens ben tegen gekomen.
Hoi Wouter, ik was vandaag aan het kijken naar cis-trans isomerie en er was een examenvraag waarin het over cis-trans ging waarbij de twee C'tjes geen een groep hetzelfde hadden en er werd gezegd dat hier cis trans isomerie kon optreden (vraag 8, examen 2022 tv2 vwo), maar hoe zou je dat dan benoemen (wanneer zou het dan cis zijn en wanneer trans)? Want bij het voorbeeld in deze video hebben beide C'tjes een H waardoor het cis of trans is, wat dan dus ligt aan de kant waar de H zit, maar ik snap dus niet hoe dat werkt als ze geen één dezelfde groepen hebben.
Dat hoef je niet precies te weten bij meer verschillende groepen. Als de kleinste groepen aan dezelde kant liggen (vaak zijn dat dus de H-atomen), dan heb je de cis-configuratie en anders de trans-configuratie.
@@WouterRenkema ooh oke, ja ik dacht dus dat er alleen cis trans was als het echt dezelfde groepen zijn die aan dezelfde kant zitten maar dat is dan dus niet zo. Heel erg bedankt voor uw antwoord (en uberhaupt alle filmpjes)!
Je zou het ook als cis-gtrans isomeren kunnen zien. Alleen moet je niet dubbel gaan tellen bij ringen als glucose, die komen in dit geval op dezelfde isomeren neer als dat je bepaald hebt met de asymmetrische C-atomen.
Dat is iets wat jullie niet hoeven te weten. je zou per stereo-isomeer kunnen kijken of hij wel of niet hetzelfde is als je hem spiegelt in een spigelvlak. Als dat zo is heb je geen spiegelbeelsiomeren, dus een stereo isomeer minder dan je zou verwachten. Maar meer dan 1 spiegelvlak is volgens mij echt nog nooit in een examen voorgekomen, is meer iets voor mensen die scheikunde gaan studeren.
Je zou het eventueel ook via cis-trans isomeren kunenn bekijken. Maar je moet opletten dat je niet dubbel gaat tellen. In de ring kan steeds de -OH/CH2OH boven en de H onder liggen of andersom. Dus je hebt 5 keer iets wat onder of boven kan zitten. Dit is wel een theoretische vraag, in de praktijk heb je alpha of beta glucose en die kun je vinden in binas 67F1. In de lineaire vorm (2,3,4,5,6-pentahydroxyhexanal heb je 4 asymmetrische C-atomen en bij de ringsluiting krijg je een 5e asymmetrische C-atoom, daardoor krijg je twee varianten alpha en beta.
De C-C bindingen in een ring zijn starre bindingen. Je kunt het meestal oplossen met asymmetrische C-atomen. Alleen als je bv 1,3-dichloorcyclobutaan hebt, dan heb je geen asymmetrische C-atomen, maar wel cis trans isomerie. Maar de kans dat zoiets op het examen komt is best klein.
Voor de mensen die die bericht lezen en denken waar slaat dit op? Ik heb dat voorbeeld er even uitgeknipt om verwarring te voorkomen. Succes met de examens allemaal!
ik hartelijk dankje voor het redden van mijn examen maar heb je nu niet meer nodig bedankt voor de gezellige jaren groetjes....
Beste Wouter, wil je sowieso bedanken voor al deze filmpjes, ze geven mij echt hoop voor het eindexamen. Wilde even melden dat dit filmpje verborgen staat en alleen vindbaar is als je direct op de link klikt op bij dit filmpje te komen. Je kunt hem dus niet zien als je alleen de titel bijvoorbeeld opzoekt, ik dacht meld het even want misschien hebben meer mensen moeite met het filmpje zoeken die de 30 dagen Challenge in 5 dagen aan het doen is
Dank voor je het doorgeven! Ik heb hem net op openbaar gezet.
Najazeg, was vanochtend precies opzoek naar een video zoals deze! Perfect! Bedankt.
Ik begrijp het niet zo goed.
Moet ik bij de vraag “hoeveel stereo-isomeren heeft…” nu alle asymm c-atomen telen 2^n doen en (waar nodig n-aantal inwendig spiegelvlak) en dan ben ik er? Of moet ik de cis -trans vervolgens nog apart tellen? Bij 7:24 bijvoorbeeld heb ik de asymm C-atomen geteld en 2^n gedaan en ik wam ook op 16 uit? Kom je altijd goed uit als je alleen de asymmetrische C-atomen telt?
Bij lineair emoleculen moet je de cis-trans isomeen en asymmetrische C-atomen beide verwerken. In bijvoorbeeld 4-dhcloor-hex-2-een, heb je een asymmetrisch C-atoom (nummer 4) en een starre bindinegn met aan weerszijden twee verschillende groepen (tussen C2 en C3). Dan heb je 2²=4 stereo isomeren. Van de cis-vorm heb je twee spigelbeeldisomeren en van de transvorm heb je 2 spiegelbeeldisomeren.
Bij riongen moet je heel goed opletten en ervoor zorgen dat je geen dingen dubbel gaat tellen. In een rind kan aan een C een groep boven of onder het vlak van de ring liggen.
@@WouterRenkemadank u wel! Heb ik het dus goed begrepen dat je uiteindelijk de “mogelijke” stereo-isomeer-factoren invult als n in de formule = 2^n . Dus bv ik heb koolwaterstof met twee starre bindingen die aan beide zijde 2 verschillende groepen hebben en bijvoorbeeld ook 1 asymm. C-atoom dan doe ik 1+1+1=3 invullen geeft 2^3=8 stereo-isomeren
@@f.2289 Dat heb je helemaal goed begrepen! Succes straks!
Is er bij de laatste geen sprake van assymetrische c atomen?
Ja, de C-atomen met een Cl eraan zijn asymmetrisch. Je kunt deze vraag ook oplossen door te zeggen: er zijn 2 asymmetrische C-atomen en een inwendig spiegelvlak dus s²-1=3 stereo-isomeren. Op deze manier kom je net als op de manier in de vraag op 3 stereo-isomeren uit.
Je kunt het ook zo zien: de ring is een plat vlak. Je kunt dan beide Cl boven het vlak hebben (is hetzelfde als beide Cl onder het vlak). Of je hebt 1 Cl boven en 1 Cl onder en daar heb je dan nog het spiegelbeeld van.
Ik moet erbij zeggen dat ik dit soort lastige voorbeelden niet in examens ben tegen gekomen.
gaat u dit jaar live voor het examen?
Maandagavond om 20.30 uur ben ik bij de livestream van NOS stories.
Hoi Wouter, ik was vandaag aan het kijken naar cis-trans isomerie en er was een examenvraag waarin het over cis-trans ging waarbij de twee C'tjes geen een groep hetzelfde hadden en er werd gezegd dat hier cis trans isomerie kon optreden (vraag 8, examen 2022 tv2 vwo), maar hoe zou je dat dan benoemen (wanneer zou het dan cis zijn en wanneer trans)? Want bij het voorbeeld in deze video hebben beide C'tjes een H waardoor het cis of trans is, wat dan dus ligt aan de kant waar de H zit, maar ik snap dus niet hoe dat werkt als ze geen één dezelfde groepen hebben.
Dat hoef je niet precies te weten bij meer verschillende groepen. Als de kleinste groepen aan dezelde kant liggen (vaak zijn dat dus de H-atomen), dan heb je de cis-configuratie en anders de trans-configuratie.
@@WouterRenkema ooh oke, ja ik dacht dus dat er alleen cis trans was als het echt dezelfde groepen zijn die aan dezelfde kant zitten maar dat is dan dus niet zo. Heel erg bedankt voor uw antwoord (en uberhaupt alle filmpjes)!
Is er bij a-glucose geen cis trans mogelijk? het gaat in het filmpje bij a-glucose over de spiegelbeeldisomeren
Je zou het ook als cis-gtrans isomeren kunnen zien. Alleen moet je niet dubbel gaan tellen bij ringen als glucose, die komen in dit geval op dezelfde isomeren neer als dat je bepaald hebt met de asymmetrische C-atomen.
Wat moet je doen als er meerdere inwendige spiegelvlakken zijn? Is het altijd aantal spiegelbeeldisomeren -1?
Dat is iets wat jullie niet hoeven te weten. je zou per stereo-isomeer kunnen kijken of hij wel of niet hetzelfde is als je hem spiegelt in een spigelvlak. Als dat zo is heb je geen spiegelbeelsiomeren, dus een stereo isomeer minder dan je zou verwachten. Maar meer dan 1 spiegelvlak is volgens mij echt nog nooit in een examen voorgekomen, is meer iets voor mensen die scheikunde gaan studeren.
@@WouterRenkema Heel erg bedankt!!
Hi ! Hoe kan ik weten dat er geen cis-trans isomeren zijn bij glucose?
Je zou het eventueel ook via cis-trans isomeren kunenn bekijken. Maar je moet opletten dat je niet dubbel gaat tellen. In de ring kan steeds de -OH/CH2OH boven en de H onder liggen of andersom. Dus je hebt 5 keer iets wat onder of boven kan zitten. Dit is wel een theoretische vraag, in de praktijk heb je alpha of beta glucose en die kun je vinden in binas 67F1. In de lineaire vorm (2,3,4,5,6-pentahydroxyhexanal heb je 4 asymmetrische C-atomen en bij de ringsluiting krijg je een 5e asymmetrische C-atoom, daardoor krijg je twee varianten alpha en beta.
@@WouterRenkema Bedankt! Hoe kan ik normaal gesproken in een ring met alleen enkele bindingen checken of er sprake is van cis/trans-isomerie ?
De C-C bindingen in een ring zijn starre bindingen. Je kunt het meestal oplossen met asymmetrische C-atomen. Alleen als je bv 1,3-dichloorcyclobutaan hebt, dan heb je geen asymmetrische C-atomen, maar wel cis trans isomerie. Maar de kans dat zoiets op het examen komt is best klein.
@@WouterRenkema oke bedankt!
Is de N van adrenaline niet ook asymmetrisch? Door het vrije e paar.
Klopt, heb je helemaal gelijk in! Excuses voor de verwarring.
@@WouterRenkema Dan zou het 2^2 = 4 stereo-isomeren hebben?
klopt!
Voor de mensen die die bericht lezen en denken waar slaat dit op? Ik heb dat voorbeeld er even uitgeknipt om verwarring te voorkomen. Succes met de examens allemaal!