Leren Restaureren - 4
Вставка
- Опубліковано 26 гру 2024
- www.lerenrestaureren.nl
Voordat er uiteindelijk gevoegd kan worden zal eerst het metselwerk voegrijp worden gemaakt. Zo zal bij algeheel en globaal voegwerk-herstel het oude voegwerk, uiteraard zonder schade toe te brengen aan het omliggend metselwerk, worden verwijderd. Van belang is dat er geen resten (tandvlees) van de oude voegmortel in de voegen mogen achterblijven. Ijzeren delen die geen functie hebben zullen uit de gevel moeten worden verwijderd. Voor een goede hechting van de nieuwe voeg zal de oude voegmortel tot op de gezonde metselmortel driezijdig moeten worden uitgehakt. Dit kan handmatig (hele zachte kalkmortel), pneumatisch of electrisch gebeuren maar hangt grotendeels van de hardheid van de oude voegmortel af. Het is wel zaak dat voor aanvang van de werkzaamheden de veiligheid voor personen en omgeving zijn geborgd. Door gebruik te maken van de PBM's (persoonlijke beschermingsmiddelen) een goede stofafzuiging voor het pneumatisch- en elektrisch gereedschap, en fijnmazige stofnetten die het project omsluiten kunnen gezondheidsproblemen worden voorkomen.
Steenreparaties:
Bij het voegrijp maken van het metselwerk hoort ook het verrichten van kleine reparaties aan de beschadigde bakstenen. Deze kunnen met een in diverse kleuren verkrijgbare reparatiemortel worden hersteld. Indien de beschadiging van de baksteen meer bedraagt dan 30% van de streklengte zal deze moeten worden vervangen. Overhangende baksteen reparatie's op bijvoorbeeld hoeken moeten worden ondersteund met vooraf geplaatste RVS 316 verankeringen. Deze RVS 316 verankeringen worden in de op voorhand geboorde gaten, in het beschadigde deel van de baksteen geplaatst. De reparatiemortel kan nu laag voor laag worden opgezet zonder dat de reparatiemortel gaat verzakken. De reparatiemortel moet wel compatibel zijn, of worden gemaakt met de ondergrond.
Inboetwerk:
De bakstenen die zodanig zijn gedegradeerd (door verwering aangetaste bakstenen) dat herstel met een reparatiemortel niet mogelijk is, zullen zorgvuldig moeten worden uitgenomen. De nieuwe bakstenen worden in het juiste metselverband in het bestaand metselwerk ingeboet (ingemetseld). Hier moet wel rekening worden gehouden dat de nieuwe bakstenen en de metselmortel zo compatible (samenwerken) mogelijk moeten zijn aan het rondom en achterliggend metselwerk. De hardheid van de baksteen speelt hierin een belangrijkere rol dan de afmeting en kleur. De klankkleur van de baksteen kan al een 1e indicatie geven over de hardheid. Door het toepassen van een zuurproefje kan de bijvoorbeeld de korrel opbouw van de bestaande mortel worden achterhaald.
Spoelen:
Het naspoelen van het uitgehaalde metselwerk gebeurd onder aangepaste waterdruk en dient enkel om de stofresten die zich nog in de voeg bevinden te verwijderen, en een zo goed mogelijke hechting voor het nieuwe voegwerk te verkrijgen. Om verkleving (natte stofresten) van de stofresten in de voegen, en op de stenen te vermijden zal dit naar gelang het achterbleven stof enkele malen moeten worden herhaald. Door bijvoorbeeld in de volle breedte van de gevel eerst van onderaf naar boven, en van bovenaf naar onderaf te spoelen wordt verkleving in- en op de steen voorkomen.
Voegen:
Nadat het voorwerk is gedaan en het metselwerk voegrijp is kan met het voegen worden begonnen. Omdat de bakstenen zijn opgetrokken met een kalkmortel zal ook het voegwerk uit een kalkmortel moeten bestaan. Een belangrijk onderdeel is het voornatten van het metselwerk. Een zachte baksteen (open poriën) zal sneller vocht opnemen dan een harde baksteen (dichte poriën) maar uiteindelijk zullen beide bakstenen voldoende vocht bevatten. Het daags van tevoren voornatten heeft daarom sterk de voorkeur omdat de bakstenen en de metselmortel dan al goed zijn verzadigd. Nagelang de weersomstandigheden zal voor het voegen het metselwerk nogmaals worden bevochtigt. De voegspecie bestaat uit een natuurlijke hydraulische kalk en hard vele malen langzamer uit dan de reguliere cementspecies. Omdat een kalkspecie hoofdzakelijk met water reageert om op sterkte komen, is tussentijds en achteraf het regelmatig bevochtigen van het voegwerk sterk aan te raden. Zo voorkomt men het verbranden van de kalkmortel. De definitieve eindsterkte van een kalkmortel is niet aan te geven want zodra water of waterdamp kan toetreden tot de mortel zal het reactieproces in de kalkmortel zich blijven herhalen. Omdat kalkmortels regelmatig moeten worden bevochtigd om op sterkte te komen is het verwerken van kalkmortels met vorst sterk af te raden want door bevriezing zal het volume van de kalkvoeg toenemen en uiteindelijk uit de voeg van het metselwerk worden gedrukt. De beste periode's om kalkmortels te verwerken zijn de maanden mei tot en met september.