Terug naar vraag 5 ik snap dat het endocytose is maar dan is er toch geen versmelting met de celmembraan? Het celmembraan gaat toch gewoon de vetdruppel omgeven?
Ook is de celmembraan een semi-permeabel membraan dus dit laat dan water door en geen opgeloste stoffen toch? Waarom vindt er dan wel diffusie nog plaats?
Beste Laure, bij normale endocytose heb je helemaal gelijk. Maar deze nanopartikels werken op een iets andere manier. Deze gaan samensmelten met de membraan en stoten hun inhoud uit. Er stond vroeger een goede afbeelding van online, nu kan je deze alleen nog vinden via HLN :( , maar ondanks het medium is de bron (biontec) wel degelijk. Ga zeker eens kijken hier: www.hln.be/buitenland/na-coronasucces-gaat-moderna-op-zoek-naar-vaccin-tegen-hiv-en-werkt-biontech-aan-vaccin-tegen-ms~aeef22b4/180007327/
Je mag bij diffusie niet in absoluten denken. Kleine moleculen zoals zuurstofgas, koolstofdioxide enzovoort gaan wel gewoon doorheen de membraan kunnen migreren. Maar in dit geval is er zeker geen sprake van diffusie. Het mRNA is een groot geladen molecule dat nooit via diffusie de membraan kan passeren. Dus dit antwoord is zeker fout.
Ik snap vraag 5 niet zo goed, we zeggen eerst dat de kans dat de grootvader het alles a heeft 1/2 is, en daarna berekenen we die kans. Kan u de laatste stap wat meer toelichten?
Beste Demi. Ik maak hier eigenlijk twee berekeningen. Bij de eerste berekening ga ik ervan uit dat de overgrootvader een defect allel bezit. Ik bereken de kans dat dit defect allel bij het meisje komt als de overgrootvader inderdaad dit defect allel in zijn genoom heeft. Aangezien het het een monohybride kruising is geeft elk van de individuen het ene of het andere allel door met een even grote waarschijnlijkheid. Gezonde individuen hebben alleen gezonde allelen en zullen dus nooit een defect allel doorgeven. (0% kans) Dus de kans dat een defect allel van de grootvader tot bij het meisje komt is: 1/2 van overgrootvader naar grootvader + 1/ 2 van grootvader naar vader en 1/2 van vader op dochter. Langst de maternele kant heb je verder 1/2 kans dat het meisje een defect allel erft. Dat maakt voor de gecombineerde kans het product van al de kansen wat vier keer 1/2 is. of dus één kans op 16 als de grootvader het allel zou hebben. Nu is er verder gegeven dat het meisje 1 kans op 160 heeft dat ze de ziekte echt heeft. Nu weet ik niet of de grootvader echt het defect allel bezit dus vermenigvuldig ik nogmaals met mijn onbekende x wat de kans is dat de overgrootvader het defecte allel bezit. (dit kan bijvoorbeeld berekend worden vanuit de zieke voorouders van de overgrootvader). Als je dan al het gegeven samen brengt kom je op de wiskundige vergelijking 1/16 . X = 1 / 160. (de kans dat de grootvader het allel doorgeeft als hij het heeft X de kans dat de grootvader het allel heeft) = de kans dat het meisje het allel uiteindelijk overerft. Dit is moeilijk om in tekst uit te leggen maar ik hoop toch dat je er wat aan uit kunt. Veel succes!
Besta Laure, als vetdeeltjes getransporteerd worden zal dit meestal in vesikels zijn omdat ze niet oplossen in water. Op deze manier kunnen vetten in grote getallen getransporteerd worden en kan het transport verder gericht worden naar 1 plaats dankzij oppervlakte-receptors op de vesikel. Dit is niet mogelijk moesten de moleculen via diffusie zich toch kunnen verspreiden. Je moet verder het verhaal wat breder zien. Je hebt moleculen die een vetoplosbare kant en een wateroplosbare kant hebben. Deze moleculen kunnen zich min of meer via diffusie verplaatsen maar zullen dan weer veel moeite hebben met het passeren van de membraan omdat deze een zowel een polaire als apolaire regio heeft. Vetoplosbare moleculen kunnen zich wel via diffusie tussen de apolaire staarten van de fosfolipiden van het membraan verplaatsen. Kijk naar bijvoorbeeld cholesterol welke zich tussen de staarten zet. Je hebt ook vele eiwitten die een uitgesproken apolaire regio hebben net met het doel zich in de membraan te verankeren of voor een transmembranair gedeelte te voorzien zoals bijvoorbeeld een ionkanaal.
Voor een overzicht en snelle navigatie van al de lessen op dit kanaal: docs.google.com/document/d/19d_PO4kv0W_2Gj5h9ujmbo5g9xt1K03Y
Terug naar vraag 5 ik snap dat het endocytose is maar dan is er toch geen versmelting met de celmembraan? Het celmembraan gaat toch gewoon de vetdruppel omgeven?
Ook is de celmembraan een semi-permeabel membraan dus dit laat dan water door en geen opgeloste stoffen toch? Waarom vindt er dan wel diffusie nog plaats?
Beste Laure, bij normale endocytose heb je helemaal gelijk. Maar deze nanopartikels werken op een iets andere manier. Deze gaan samensmelten met de membraan en stoten hun inhoud uit. Er stond vroeger een goede afbeelding van online, nu kan je deze alleen nog vinden via HLN :( , maar ondanks het medium is de bron (biontec) wel degelijk. Ga zeker eens kijken hier: www.hln.be/buitenland/na-coronasucces-gaat-moderna-op-zoek-naar-vaccin-tegen-hiv-en-werkt-biontech-aan-vaccin-tegen-ms~aeef22b4/180007327/
Je mag bij diffusie niet in absoluten denken. Kleine moleculen zoals zuurstofgas, koolstofdioxide enzovoort gaan wel gewoon doorheen de membraan kunnen migreren. Maar in dit geval is er zeker geen sprake van diffusie. Het mRNA is een groot geladen molecule dat nooit via diffusie de membraan kan passeren. Dus dit antwoord is zeker fout.
Ik snap vraag 5 niet zo goed, we zeggen eerst dat de kans dat de grootvader het alles a heeft 1/2 is, en daarna berekenen we die kans. Kan u de laatste stap wat meer toelichten?
Beste Demi. Ik maak hier eigenlijk twee berekeningen. Bij de eerste berekening ga ik ervan uit dat de overgrootvader een defect allel bezit. Ik bereken de kans dat dit defect allel bij het meisje komt als de overgrootvader inderdaad dit defect allel in zijn genoom heeft. Aangezien het het een monohybride kruising is geeft elk van de individuen het ene of het andere allel door met een even grote waarschijnlijkheid. Gezonde individuen hebben alleen gezonde allelen en zullen dus nooit een defect allel doorgeven. (0% kans) Dus de kans dat een defect allel van de grootvader tot bij het meisje komt is: 1/2 van overgrootvader naar grootvader + 1/ 2 van grootvader naar vader en 1/2 van vader op dochter. Langst de maternele kant heb je verder 1/2 kans dat het meisje een defect allel erft. Dat maakt voor de gecombineerde kans het product van al de kansen wat vier keer 1/2 is. of dus één kans op 16 als de grootvader het allel zou hebben.
Nu is er verder gegeven dat het meisje 1 kans op 160 heeft dat ze de ziekte echt heeft.
Nu weet ik niet of de grootvader echt het defect allel bezit dus vermenigvuldig ik nogmaals met mijn onbekende x wat de kans is dat de overgrootvader het defecte allel bezit. (dit kan bijvoorbeeld berekend worden vanuit de zieke voorouders van de overgrootvader). Als je dan al het gegeven samen brengt kom je op de wiskundige vergelijking 1/16 . X = 1 / 160. (de kans dat de grootvader het allel doorgeeft als hij het heeft X de kans dat de grootvader het allel heeft) = de kans dat het meisje het allel uiteindelijk overerft.
Dit is moeilijk om in tekst uit te leggen maar ik hoop toch dat je er wat aan uit kunt. Veel succes!
@@SciencebyStars ik begrijp het, dank u!!
Waarom worden vetdeeltjes niet via diffusie verplaatst want vetoplosbare moleculen wel maar vet zelf niet?
Besta Laure, als vetdeeltjes getransporteerd worden zal dit meestal in vesikels zijn omdat ze niet oplossen in water. Op deze manier kunnen vetten in grote getallen getransporteerd worden en kan het transport verder gericht worden naar 1 plaats dankzij oppervlakte-receptors op de vesikel. Dit is niet mogelijk moesten de moleculen via diffusie zich toch kunnen verspreiden. Je moet verder het verhaal wat breder zien. Je hebt moleculen die een vetoplosbare kant en een wateroplosbare kant hebben. Deze moleculen kunnen zich min of meer via diffusie verplaatsen maar zullen dan weer veel moeite hebben met het passeren van de membraan omdat deze een zowel een polaire als apolaire regio heeft. Vetoplosbare moleculen kunnen zich wel via diffusie tussen de apolaire staarten van de fosfolipiden van het membraan verplaatsen. Kijk naar bijvoorbeeld cholesterol welke zich tussen de staarten zet. Je hebt ook vele eiwitten die een uitgesproken apolaire regio hebben net met het doel zich in de membraan te verankeren of voor een transmembranair gedeelte te voorzien zoals bijvoorbeeld een ionkanaal.