Hoi, bij 11:36 had ik even gekeken naar het antwoordmodel voor deze vraag, en had een vraag over de 'opmerking' die daarbij stond. Opmerking: Wanneer een antwoord is gegeven als: ‘In moleculen THF is een C-O-binding aanwezig / is een O-atoom aanwezig met niet-bindende elektronenparen. Hierdoor kunnen moleculen THF waterstofbruggen maken met moleculen water (waardoor THF oplosbaar is in water). In moleculen THF is ook een groot apolair/hydrofoob gedeelte aanwezig (waardoor de oplosbaarheid van THF in water laag is).’, dit goed rekenen. Het enige verschil is dus "Hierdoor kunnen moleculen THF waterstofbruggen maken met moleculen water" tov het 2e bolletje: "Door de vorm is een molecuul THF polair / heeft een molecuul THF een netto dipoolmoment" Mijn vraag is dus eigenlijk of wat er bij de opmerking staat je in het algemeen een punt aftrek zou leveren, maar in dit geval niet, of dat dat gewoon scheikundig correct is en in het algemeen goed gerekend zal worden?
Dat zit hem erin dat de aanwezigheid van een C-O binding niet altijd tot een dipoolmolecuul hoeft te leiden. In binas 55 zie je bijvoorbeeld dat CO2 een dipoolmoment heeft van 0, het heeft wel C=O bindingen maar door de symmetrie is het geen dipool. Het zinnetje "door de vorm is een molecuul THF polair' laat zien dat je begrijpt dat ook de structuur van het hele molecuul van belang is. Ze vinden hier niet dat je een punt aftrek moet krijgen als je dit er niet bij zet.
Die 0,4 gaat niet om het dipoolmoment, maar om het verschil in elektronegativiteit. Als het verschil in elektronegativiteit tussen 2 atomen meer is dan 0,4 dan heb je een polaire atoombinding. Om een dipoolmolecuul te hebben, moet je minimaal 1 polaire atoombinding hebben en moet het centrum van de positieve lading niet samenvallen met het centrum van de negatieve lading (zoals bij CO2). Zie ua-cam.com/video/KuyxVbO3NcI/v-deo.html
@@sosan2582 Het is minimaal 0,8 (de voorlopige N-term). Maar ik vond hem wel duidelijk lastiger dan tijdvak 1, zeker die opgave over geosmine. Soms passen ze de N-term aan bij het tweede tijdvak, en het zou terecht zijn als die nu hoger wordt.
In fractie b komen moleculen voor met een grotere massa dan in fractie A. Als je het massapercentage S in fractie b berekent, dan deel je de massa van S door een grotere massa dan wanneer je het massapercentage S in fractie a berekent. Dus omdat de massa van S gelijk is bij a en b en omdat bij b de totale massa groter is, is de massa van S bij b een kleiner deel van de totale massa.
Dat stemmetje op het laatst is veel te schattig :)))
Hoi, bij 11:36 had ik even gekeken naar het antwoordmodel voor deze vraag, en had een vraag over de 'opmerking' die daarbij stond.
Opmerking:
Wanneer een antwoord is gegeven als: ‘In moleculen THF is een
C-O-binding aanwezig / is een O-atoom aanwezig met niet-bindende
elektronenparen. Hierdoor kunnen moleculen THF waterstofbruggen maken
met moleculen water (waardoor THF oplosbaar is in water). In moleculen
THF is ook een groot apolair/hydrofoob gedeelte aanwezig (waardoor de
oplosbaarheid van THF in water laag is).’, dit goed rekenen.
Het enige verschil is dus "Hierdoor kunnen moleculen THF waterstofbruggen maken
met moleculen water" tov het 2e bolletje:
"Door de vorm is
een molecuul THF polair / heeft een molecuul THF een netto
dipoolmoment"
Mijn vraag is dus eigenlijk of wat er bij de opmerking staat je in het algemeen een punt aftrek zou leveren, maar in dit geval niet, of dat dat gewoon scheikundig correct is en in het algemeen goed gerekend zal worden?
Dat zit hem erin dat de aanwezigheid van een C-O binding niet altijd tot een dipoolmolecuul hoeft te leiden. In binas 55 zie je bijvoorbeeld dat CO2 een dipoolmoment heeft van 0, het heeft wel C=O bindingen maar door de symmetrie is het geen dipool. Het zinnetje "door de vorm is een molecuul THF polair' laat zien dat je begrijpt dat ook de structuur van het hele molecuul van belang is. Ze vinden hier niet dat je een punt aftrek moet krijgen als je dit er niet bij zet.
@@scheikundechallenge7762 Ah ok, helder, dankuwel
Bedankt meneer! superhandig!
bij 11:40 , CO heeft en dipoolmoment van 0.37 , en kleiner dan of gelijk aan 0,4 was toch apolair? dus hoezo is het hier wel polair?
Die 0,4 gaat niet om het dipoolmoment, maar om het verschil in elektronegativiteit. Als het verschil in elektronegativiteit tussen 2 atomen meer is dan 0,4 dan heb je een polaire atoombinding. Om een dipoolmolecuul te hebben, moet je minimaal 1 polaire atoombinding hebben en moet het centrum van de positieve lading niet samenvallen met het centrum van de negatieve lading (zoals bij CO2). Zie ua-cam.com/video/KuyxVbO3NcI/v-deo.html
@@scheikundechallenge7762 hoi meneer, wat verwacht u van de n term van het tweede tijdvak VWO?
@@sosan2582 Het is minimaal 0,8 (de voorlopige N-term). Maar ik vond hem wel duidelijk lastiger dan tijdvak 1, zeker die opgave over geosmine. Soms passen ze de N-term aan bij het tweede tijdvak, en het zou terecht zijn als die nu hoger wordt.
Hallo meneer, bij 8:57 wat bedoelt u met dat bij de moleculen in fractie b de massa van het zwavelatoom een kleiner deel van de totale massa is.
In fractie b komen moleculen voor met een grotere massa dan in fractie A. Als je het massapercentage S in fractie b berekent, dan deel je de massa van S door een grotere massa dan wanneer je het massapercentage S in fractie a berekent. Dus omdat de massa van S gelijk is bij a en b en omdat bij b de totale massa groter is, is de massa van S bij b een kleiner deel van de totale massa.
danku