Soest Duitsland

Поділитися
Вставка
  • Опубліковано 21 гру 2024
  • Voor heel Duitsland belangrijk is het Soester Stadtrecht, het model van de stadsrechten, die Soest zeker al in het midden van de 12e eeuw bezat, en waarvan alleen exact bekend is, dat ze in 1252 met extra handelsprivileges zijn uitgebreid door de Rooms-Koning Willem II van Holland. Onder andere het in 1160 verleende stadsrecht van Lübeck, dat ook weer door andere steden is nagevolgd, is opgesteld naar het voorbeeld van het Soester Stadtrecht. Ook ca. 65 andere steden verkregen hun stadsrechten naar het Soester voorbeeld, o.a. Lippstadt, Siegen en Rostock. Details over de inhoud van het Soester stadsrecht kennen wij uit drie oude documenten: de Alte Kuhhaut, de Neue Kuhhaut en de Schrae (van oudnoords skrae = gedroogde huid met een wettekst erop). De stukken zijn dus genoemd naar het materiaal (huiden/ perkament) ,waarop geschreven werd. Van de Schrae is een aanvulling, het Nequam- of nietsnuttenboek, bewaard gebleven. Het is voorzien van bizarre, afschrikkend werkende illustraties van de draconische middeleeuwse straffen op landloperij, straatroof en andere misdrijven.
    Omstreeks 1200 was Soest met 10.000 inwoners na Keulen en Regensburg de derde stad van Duitsland. In de steengroeve van het ca. 20 km ten oosten van Soest gelegen Anröchte werd de voor Soest typerende groenachtige zandsteen gewonnen, waaruit zoveel kerken en andere oude gebouwen in de stad zijn opgetrokken. In de late middeleeuwen steeg het inwonertal tot ca. 20.000, maar andere Duitse steden groeiden sneller, zodat Soest een heel eind daalde op de ranglijst van grote Duitse steden. Dit komt mede, doordat de stad tevergeefs had getracht, meer politieke en economische onafhankelijkheid af te dwingen van de landsheer, het aartsbisdom Keulen oftewel Keurvorstendom Keulen. Er werd na de zogenaamde Soester Fehde in 1449 wel een politieke overwinning behaald, maar de politieke eenheid met het Westfaalse achterland, en daarmee het handelsnetwerk, ging verloren. De stad, nu deel van het Hertogdom Kleef, was aangewezen op de (nog wel ruime) inkomsten uit het landbezit in de Soester Börde.
    Vanaf de 16e eeuw
    [bewerken | brontekst bewerken]
    Vanaf 1531 was Soest, waar veel aanhangers van Philipp Melanchthon woonden, protestants. De inrichting van de meeste kerkgebouwen werd hieraan aangepast.
    Tussen 1570 en 1616 was Soest berucht om de vele heksenvervolgingen, er hebben 67 heksenprocessen plaatsgevonden. De slachtoffers hiervan werden overigens, postuum, in de 20e eeuw gerehabiliteerd. Na een stroperij-incident werd het Mariabeeld uit de Wiesenkirche in 1661 op last van de Keulse aartsbisschop naar het katholiek gebleven Werl overgebracht, waar de bedevaart opnieuw opbloeide.
    Het boek Der abenteuerliche Simplicissimus (1669) van de hand van Hans Jakob Christoffel von Grimmelshausen speelt gedeeltelijk in het klooster Paradiese in het gelijknamige gehucht ten westen van Soest. Dat klooster heeft tot 1803 echt bestaan. De resterende gebouwen ervan zijn anno 2019 in gebruik als speciale kliniek voor oncologie.
    In 1609 kwam de stad door vererving in handen van Brandenburg-Pruisen. In de Dertigjarige Oorlog daalde het inwonersaantal dramatisch, tot enkele duizenden. Er zou later wel een zeker herstel optreden, maar Soest zou voortaan een stad van slechts provinciale betekenis blijven. De Pruisen trokken in de 18e eeuw geleidelijk alle stadsprivileges in; in 1809 verloor Soest haar rechten in de Soester Börde, en in de eerste helft van de 19e eeuw brokkelde de oude stad, ook letterlijk, steeds meer af.
    In 1849 kreeg de stad een spoorwegstation. Maar pas aan het eind van de 19e eeuw trad, o.a. door de komst van een groot rangeerstation voor goederentreinen en een suikerfabriek, economisch herstel van betekenis in. In de Tweede Wereldoorlog werd de buurt rond het station, dat van militair strategisch belang werd geacht, door de geallieerden meermalen gebombardeerd, wat de stad veel oorlogsschade bezorgde. In de stad was ook een krijgsgevangenenkamp voor officieren gevestigd.
    Na 1945 werd de stad een garnizoensstad voor NAVO-troepen eerst uit Canada, later uit België. Kort na de bevrijding werd de stad met een nieuwe wijk uitgebreid om een groot aantal Duitse vluchtelingen uit het Pools geworden Silezië te huisvesten. Meer welvaart kwam er door het herstel van werkgelegenheid, later vooral in de dienstensector, en weer later door de aanleg van de autobahn A44 langs de stad. De kazerne en het terrein van het vroegere Vijfde Linie Bataljon (Argoner kazerne) doen nu dienst als universiteitscampus. Andere kazernes zijn afgebroken (1Gr) of staan nog ongebruikt leeg

КОМЕНТАРІ •