I learn Dutch phrases quickly, nederlands leren

#dutch #nederlandsleren #jufmnt2 #learndutchnt2 #english #englishdutch #learndutchwithkim
I learn Dutch phrases quickly, nederlands leren,
I, learn,Dutch, phrases, quickly, nederlands, leren,juf m,juf m Nt2,dutch with kim,nederlandse, nederlands leer,leer,english dutch,
DUTCH PHRASES;
1. Hallo!
2. Hoe gaat het?
3. Alles goed?
4. Wat is je naam?
5. Waar kom je vandaan?
6. Ik kom uit [land/plek].
7. Leuk je te ontmoeten!
8. Wat doe je voor werk?
9. Ik ben [beroep].
10. Ik spreek een beetje Nederlands.
11. Kun je langzamer praten, alsjeblieft?
12. Mag ik je nummer?
13. Hoe oud ben je?
14. Ik ben [leeftijd] jaar oud.
15. Waar woon je?
16. Ik woon in [plaats].
17. Wat zijn je hobby's?
18. Ik hou van [hobby].
19. Wat vind je leuk om te doen?
20. Ik vind het leuk om te [activiteit].
21. Heb je huisdieren?
22. Ja, ik heb een huisdier.
23. Nee, ik heb geen huisdieren.
24. Wat is je favoriete eten?
25. Mijn favoriete eten is [gerecht].
26. Wat is je favoriete kleur?
27. Mijn favoriete kleur is [kleur].
28. Hoe was je dag?
29. Mijn dag was goed.
30. Wat is je favoriete film?
31. Mijn favoriete film is [film].
32. Wat voor muziek luister je graag?
33. Ik luister graag naar [muziekgenre].
34. Heb je broers of zussen?
35. Ja, ik heb [aantal] broers/zussen.
36. Nee, ik ben enig kind.
37. Wat is je favoriete seizoen?
38. Mijn favoriete seizoen is [seizoen].
39. Hoe laat is het?
40. Het is [tijd].
41. Wat voor werk doe je?
42. Ik ben [beroep].
43. Wat zijn je plannen voor vandaag?
44. Mijn plannen zijn om te [activiteit].
45. Heb je een favoriete sport?
46. Ja, mijn favoriete sport is [sport].
47. Nee, ik hou niet van sporten.
48. Heb je huiswerk?
49. Ja, ik moet nog huiswerk maken.
50. Nee, ik ben klaar met mijn huiswerk.
51. Wat is je favoriete vak op school?
52. Mijn favoriete vak is [vak].
53. Waar ga je graag naartoe op vakantie?
54. Ik ga graag naar [bestemming] op vakantie.
55. Wat zijn je plannen voor het weekend?
56. Ik ga [activiteit] doen dit weekend.
57. Heb je huisdieren?
58. Ja, ik heb een [dier].
59. Nee, ik heb geen huisdieren.
60. Wat vind je leuk om te doen in je vrije tijd?
61. Ik vind het leuk om te [activiteit].
62. Hoe was je weekend?
63. Mijn weekend was leuk.
64. Wat is je favoriete boek?
65. Mijn favoriete boek is [boek].
66. Wat zijn je interesses?
67. Ik ben geïnteresseerd in [onderwerp].
68. Wat is je favoriete vakantiebestemming?
69. Mijn favoriete vakantiebestemming is [bestemming].
70. Wat voor soort films kijk je graag?
71. Ik kijk graag naar [genre].
72. Hoe was je dag?
73. Mijn dag was druk.
74. Wat is je favoriete televisieprogramma?
75. Mijn favoriete televisieprogramma is [programma].
76. Wat zijn je plannen voor vanavond?
77. Ik ga [activiteit] vanavond doen.
78. Wat voor soort eten vind je lekker?
79. Ik vind [gerecht] lekker.
80. Wat is je favoriete restaurant?
81. Mijn favoriete restaurant is [restaurant].
82. Wat zijn je toekomstplannen?
83. Ik wil graag [toekomstplan].
84. Wat vind je leuk om te doen in de zomer?
85. Ik vind het leuk om te [activiteit] in de zomer.
86. Wat is je favoriete drankje?
87. Mijn favoriete drankje is [drankje].
88. Heb je broers of zussen?
89. Ja, ik heb [aantal] broers/zussen.
90. Nee, ik ben enig kind.
91. Wat is je favoriete feestdag?
92. Mijn favoriete feestdag is [feestdag].
93. Wat is je favoriete dier?
94. Mijn favoriete dier is [dier].
95. Wat is je favoriete seizoen?
96. Mijn favoriete seizoen is [seizoen].
97. Wat is je favoriete kleur?
98. Mijn favoriete kleur is [kleur].
99. Wat is je favoriete gerecht?
100. Mijn favoriete gerecht is [gerecht].